Dirk Zoete



review detail

back to overview
Kunstenaar in weer en wind

13/05/2008 - Christine Vuegen

Dirk Zoete heeft altijd uitwijkmanoeuvres ondernomen, zonder het atelier te verlaten. Hij gaat op zoek naar openluchtpraktijken, bedacht vanuit getekende zelfportretten een buitenatelier in de vorm van een hoofd dat wordt verwarmd door de onderliggende koeienstal en met het mestverwerkingsproject werd het boerenbedrijf op volle kracht geïntroduceerd in artistieke kringen. En de noeste arbeid. Kunst betekent evenzogoed ploeteren. In weer en wind. Nu geeft hij het werk een afdakje om te schuilen. Weerom trekt hij een eigen plek op, in dit geval weliswaar geïnspireerd op andermans atelier. De schaarse zwartwitfoto's van Edvard Munch in zijn buitenatelier, al dan niet in de sneeuw poserend bij zijn schilderijen, bleven hem altijd bij. Met de bedoeling om daar ooit mee aan de haal te gaan. De Noorse schilder voorzag zichzelf meermaals van een buitenatelier. De eerste keer deed hij dat in Kragerø, in het zuiden van het land, en toen hij in 1916 de voormalige tuinderij Ekely kocht in de buurt van Oslo had hij meerdere grote openluchtateliers. Daar kregen de schilderijen de 'drastische behandeling'. In dezelfde beweging gaf hij ze een fetisjkarakter door het directe contact met de natuur. Die fotootjes tonen plankenwanden met een afdak en een deel van het open dak, maar de volledige constructie krijg je nooit te zien. Maakt dat de kunstenaar probleemloos een eigen versie kan bedenken, zonder belemmerd te worden door de historische werkelijkheid. De gesloten binnenplaats bleek een ideale plek om een gesloten bouwwerk te timmeren, een schuur ook. Het Heilige Geesthuis, ooit de zetel van de Heilige Geesttafel in Lier waar armen en zieken werden bevoorraad, heeft toevallig al een 'Corenhuys' op de eerste verdieping. De potdichte constructie van onbewerkt en ongeschaafd dennenhout, 16 meter lang, 9 meter breed en 3,5 meter hoog, vult een flink stuk van de open rechthoek en plakt tegen het zijgebouw aan. Via die ingang kom je langs kamers met tekeningenwanden in de schuur aka atelier aka expositieruimte, met een afdak, een plankenvloer en twee kachels pal onder het open dak. Betonsculpturen met ingegoten tekeningen trekken zich niets aan van weersomstandigheden. Wanden zijn opgebouwd met geprinte tekeningen op textiel en ruimtelijke tekeningen, een soort bas-reliëfs van motieven in beton en dennenhoutplanken. Broden en cirkelzagen dansen erdoor, schedels en nagels. Zo kan het recente werk een fetisjgehalte krijgen. Zelf liet hij de term Vlaamse voodootekeningen vallen. Buiten- en binnenruimte kruipen in elkaar zodat het geheel zich aandient als één homogene installatie. Dat is tevens een opslagplaats van de verbeelding, glijdende gedachten en dromen die lichtelijk op hol kunnen slaan en weer tot de orde worden geroepen in een evenwichtsoefening van hout en beton.

Is Dirk Zoete nu een sprongenmaker? Niet echt. Van mestverwerking naar betongieten lijkt een zevenmijlslaarzenstap, maar het blijft fysieke arbeid: zeulen met cementzakken, de zware materie aanmaken en in de bekisting laten vloeien. Tegenwoordig is hij volop zelf technieken aan het ontwikkelen om tekeningen in beton te gieten. Je kan denken: na het boeren gaat hij in de bouw. Daar zat hij al in. Ook als het op papier blijft en op maquetteformaat is er altijd de drang om die dingen in het echt te zien. In 2004 had hij in Leuven voor het eerst een sluitend geheel opgezet, een project rond mestverwerking met goed ontwikkelde spierballen. Mest kan dienst doen als isolatie, brandstof, bouwmateriaal. In grote, puntgave maquettes met grijze werkers kwamen we landbouwmonumenten tegen met tractorbanden of een wateropvangsysteem. Het atelier in de vorm van een hoofd werd een Mestkop, een huis van mestblokken, waar hij een driejarige cyclus rond bedacht: in één huis wordt er gewoond, het vorige wordt gebruikt als brandstof en ondertussen wordt een nieuwe woning gebouwd. Deze oplossing voor het mestoverschot en het energieprobleem is wegens de onafgebroken arbeid bijzonder energieverspillend. In zo'n cyclus steekt de absurditeit van het bestaan de kop op en de nukkige heroïek van Sisyphus. Wat het boerenbedrijf niet vermag! Ergens deed het denken aan de zelfbedruipende systemen van Joep van Lieshout, de Nederlander die ons gelijk opzadelt met een alternatieve levenswijze. Dirk Zoete rukte eveneens op naar de realiteit met een machine om de mestblokken te persen waarmee een muur werd opgetrokken en hooibaalmuren met een gezonde strogeur. Maar zelfs op schaal 1:1 loert de utopie om de hoek. Wat is er loos? Atelier van Lieshout gooide een boerderijpakket op de markt, Wim Delvoye opende een varkensboerderij in China en Koen Vanmechelen zegt het met kippen. De boerenstiel maakt opmars in de kunst van de Lage Landen. Opeens rijdt niet alleen bij ons de tractor binnen, toch nooit een populair motief. Enkele jaren nadat de Gentse kunstenaar in een videofilm traag een tractor met een afstandsbediening van touwen door het landschap stuurde terwijl hij erachteraan liep, maakte John Bock een dolle rit op een uitgebouwde tractor. Voor alle duidelijkheid: Dirk Zoete, een landbouwerszoon, heeft geen weet van dit tractorgebruik. Blijkt dat de Duitse kunstenaar eveneens van de boerderij komt. In de rurale setting waar hij opgroeide, filmde hij Meechfieber, groteske performances met eigenaardige rituelen en krakkemikkige ruimteschepen. Dat staat mijlenver van wat de Vlaamse boerenzoon uitspookt, maar niettemin: in zijn werk sluipt een grijnzende humor rond en tegenwoordig komen er ook composities bij die bizarre rituelen doen vermoeden. Wegens de hang naar het lokale in de uitdeinende globalisering wordt John Bock ondergebracht in de nieuwe romantiek, waar ook dit oeuvre niet misstaat. In Leuven kwamen landbouwsituaties nogal absurd terecht in een tentoonstellingsruimte. Wat doet de kunstenaar als hij in zijn eigen biotoop wordt gedropt? In de velden van Zwalm trok hij een houten silo op, een betreedbaar paviljoen, en toonde daarin geen schaalmodel van het boerenbedrijf, maar een tentoonstellingssituatie van het boerenbedrijf. Ook dat was een manier om buiten tekeningen te tonen. Donkergrijze modelbouwtoeschouwers kijken in de cirkelvormige maquette achter een balustrade neer op een akker die wordt bewerkt of ze aanschouwen muurgrote tekeningen van landbouwvelden. Wij loeren door langgerekte spleten naar binnen en zij kunnen daardoor naar buiten kijken, naar de echte velden. Bruegel beende eerder al het werk binnen, en via hem iets van Bosch. De Bruegeltoren is weerom een panoramisch museum, met megalomane ambities ditmaal. Het is een inkijktoren met een sneeuwlandschap op het gelijkvloers en tekeningen op de verdiepingen. Dat is de laatste grote maquette, voorlopig althans. Toen hij de betontechniek begon uit te testen, goot hij twee in elkaar schuivende cirkels. Op dat platform staan toeschouwers bij gigantische tekeningen: aan de ene kant een korenaar met coconachtige compartimenten en aan de andere kant een ronde toren met op de verdiepingen een volière met kraaien, een stuk natuur, een expositie van tekeningen. De constructie suggereert een quasi oneindige opslagplaats van gedachten, wat doet denken aan de encyclopedische ordeningen van de wereld die Patrick Van Caeckenbergh fabriceert. Diens oeuvre, een soort streekkunst waar de Vlaamse volksgeest doorwaait, demarreerde aan de keukentafel in Aalst. Wat is er toch met die keukentafel? Michaël Borremans at een boterham met smeerkaas en kreeg het idee om Fromages aux Acteurs Flamands te tekenen. Dirk Zoete nam meteen het ganse brood, het ouderwetse ronde model dat in het huidige broodaanbod bijna aan het uitsterven is. Met het ongesneden exemplaar en de boterhammen van een gesneden exemplaar komt een vermenigvuldiging van broden op gang.

Mestverwerkingsactiviteiten zijn aan de kant geschoven, hoewel het niet ondenkbaar is dat hij ooit nog een gebouw optrekt met die cilindervormige mestblokken. Hij is een nieuwe weg ingeslagen, maar het is geen radicale ommezwaai. Brood is evenzogoed basaal en werd geregeld gebruikt door Bruegel, de cirkelzaag komt uit de werkmanswereld en zelfportretten, zoals hij ze tien jaar geleden tekende maar nooit toonde, komen nu aan boord. Destijds waren het lange tekensessies die begonnen met een zelfportret dat de mond van een doodshoofd kreeg of een lap voor het gezicht waardoor de ogen extra geaccentueerd zijn. Het zelfportret wordt een masker of een skelet. In recente tekeningen weergalmen de holle oogkassen van Spilliaert, schedels van Ensor, koppen van Goya, Bruegel, Bosch of Caravaggio. Niet dat de kunstenaar daar speciaal naar kijkt. Dat soort kunst zit in het collectieve geheugen van meestertekenaars. En daar begint Dirk Zoete stilaan bij te horen. Hij tekent zichzelf met een uitgehold brood op het hoofd en knutselt opstellingen met een stronk hout, nagels en slingerende aardappelschillen of schikt broodsneden in de vorm van een gezicht. Wat ooit begon als waarnemingstekenen, begint een eigen leven te leiden in fantastische composities. Een schedel houdt zich steunend op een enkele nagel een beetje komiek rechtop en oefent voor evenwichtskunstenaar met een stapel broden op de kruin, een andere schedel poseert potsierlijk met een ongesneden brood op de kop, broden lijken een ruggengraat te vormen en boterhammen dansen recht in de mond van een doodshoofd -alsof het skelet zichzelf opeet. Ergens daartussen hangt een restant van een zelfportret; een mannenkop met de haren recht overeind, zoals het warrige kapsel van Dirk Zoete zich meestal gedraagt. Een rij kleine schedels met broodmutsen zijn op een tablet omringd door lange nagels op ware grootte en hun kompaan op de voorgrond krijgt er eentje in het schedeldak. Boterhamgezichten doen denken aan primitieve maskers of een cartooneske tronie met nagelsnorharen. Dit lijkt ook een onderzoek naar het ontstaan en de vorming van beelden, waar de verbeelding in een mum van tijd mee weg is. Een hoofd ligt in profiel op een plank, maar er is niet noodzakelijk een oorzakelijk verband met het cirkelzaagblad dat aan de muur hangt. De cirkelzaag is, net zoals de tractorband, een robuust motief en het gedraagt zich enigszins op dezelfde manier. Maar het is wel vlijmscherp. De tekeningen worden een tikje morbide, ze zijn overgoten met zwarte romantiek of grandguignoleske humor en de symboliek van de schedel en het brood krijg je er automatisch bij. Brood is van oudsher verbonden met transformatie, zowel in de religie als in het dagelijkse leven waar het werd gekoppeld aan zwangerschap, geboorte en erotiek. Hoewel het misschien niet direct de bedoeling was, heeft deze productie evenzogoed te maken met de levenscyclus. Alleen worden er geen bezuinigende systemen meer uitgewerkt en het uitgestippelde verhaal is verdwenen. De toeschouwer kan er zelf mee aan de slag. Onze blik gleed van de molensteenkraag in een portret naar het plateau met een hoofd en het getande cirkelzaagblad. De tekeningen komen associërend tot stand en zijn op hun beurt associatieverwekkend. Tegen een schutting hangen portretten, gure koppen alsof het affiches van gezochte misdadigers zijn. Planken werden met zilverdrukinkt afgedrukt op het blad papier. Ook andere tekeningen evolueren op een zilverkleurige achtergrond. Dat is een overblijfsel van de eerste schetsen voor grijze betontekeningen. Ontwerpen zijn het nooit. Vermits ze zowel voor, na als tijdens ontstaan, loopt alles door elkaar.

Gestapelde betoncilinders met de tekening van een schedel die een stapel broden torst, zijn weer een soort toren. Hij ziet er beschoten uit met die ronde gaatjes. Deze openingen zijn veroorzaakt door pluggen die onontbeerlijk zijn in de bekisting. Ogen, gluurgaten, spleten, ramen, doorkijken en kijksituaties komen altijd opnieuw terug. In Lier wordt het één groot gat, een opening naar de hemel toe. Het is een constructie op schaal 1:1. De maquettebouw werd in de hoek gezwierd, ook omdat de kunstenaar er genoeg van had om met nepmaterialen te werken. Hij wou een echt materiaal. Maar de idee van het schaalmodel is niet verdwenen. We vangen er nog een glimp van op in betonsculpturen en uiteindelijk is de installatie een levensgrote maquette: er wordt een situatie gebouwd met de omgeving erbij. Door er tegelijkertijd een atelier en een puntgave tentoonstellingssituatie van te maken, verschijnt het spanningsveld tussen privé en publiek, de persoonlijke werkplek van de kunstenaar en de expositieruimte. Ter plekke wordt nog een grote betontekening gegoten op de vloer. Besluit nu niet dat hij aan in-situkunst doet. Dirk Zoete is een atelierkunstenaar die zijn werk vervolgens inplant op de meest geschikte plaats. Als schuur-atelier-expositieruimte toont dit project, net zoals de landbouwmaquettes, een overlevingssituatie. Met twee kachels onder de blote hemel. Toen hij vanuit het boerenbedrijf oplossingen uitknobbelde, kwam er over de akkers een zekere romantiek aanwaaien. Boeren worden ergens geassocieerd met vrijheid, werkend in de natuur op het ritme van de jaargetijden. In het zweet des aanschijns. Timmeren en betongieten is ook zwoegen. Vroeger leek het een ode aan de gemeenschappelijke arbeid, hoewel de figuurtjes in die maquettes eigenlijk allemaal Dirk Zoete voorstellen. Nu is het niet mis te verstaan een eenmansonderneming van de individuele kunstenaar. De romantische visie op het kunstenaarsschap drentelt binnen, de legendarische vrijheid van de kunstenaar en de eenzame arbeid in benarde omstandigheden. Tegelijkertijd kantelt de romantiek naar de knuddige kant en wordt het weer wat absurd. Een kunstervaring met een opening naar de wolken kan heel aangenaam zijn. Maar als de weergoden er anders over denken, sta je daar in de gietende regen. Dan wordt het schuilen onder het afdak, bij de tekeningen die een stapje zetten in de derde dimensie.

Christine Vuegen

Verschenen bij de tentoonstelling Dirk Zoete & ... Voorkamer, Lier 2008